Column: Glad ijs

C

In de discussie of Katwijk zou moeten meebetalen aan een extra lange ijsbaan in Leiden merkte de columnist van de Katwijksche Post onlangs op dat twee raadsleden van het CDA hierin een discutabele rol spelen en dat er sprake zou zijn van belangenverstrengeling als zij mee zouden stemmen over de ijsbaan. Hoewel inmiddels ingehaald door de actualiteit – gemeente Leiden heeft namelijk kenbaar gemaakt dat de extra lange ijsbaan niet doorgaat – is deze kwestie interessant om eens uit te diepen. Een column over politiek, belangenverstrengeling en integriteit.

Wie de Katwijksche Post de afgelopen tijd heeft gelezen was getuige van een interessante briefwisseling tussen de columnist van deze krant (de criticaster) en de voorzitter van het CDA, Wim Driebergen. De criticaster vindt namelijk dat twee raadsleden van het CDA niet over de Leidse ijshal zouden mogen stemmen omdat familieleden van hen voorzitter zijn van twee ijsclubs binnen de gemeente Katwijk. Het gaat hier om de partner van de één en de vader van de ander. Er zou sprake zijn van belangenverstrengeling, want beide clubs zijn fervent voorstander van een langere schaatsbaan, alsmede het CDA.

Driebergen reageert

Driebergen was getriggert en voelde zich genoodzaakt hierop te reageren. In een ingezonden stuk onder de titel ‘De mening van criticaster is niet relevant’ verklaarde de CDA-preses dat niets deze raadsleden in de weg staat om hun stem uit te brengen over de Leidse ijsbaan omdat zij er geen persoonlijke betrokkenheid bij hebben. Driebergen beroept zich in zijn weerwoord op de gemeentewet, om precies te zijn artikel 27 en 28, waarin de integriteit van raadsleden wordt behandeld. Artikel 27 is kort en bondig en luidt:

De leden van de raad stemmen zonder lastArtikel 27 uit de gemeentewet

‘Zonder last’ betekent dat raadsleden onafhankelijk moeten handelen en dat ze niet in opdracht of tegen betaling de belangen van anderen mogen behartigen. Tot zover kan ik meegaan met de voorzitter van het CDA. Het lijkt me niet aannemelijk en tamelijk vergezocht om te stellen dat deze raadsleden in opdracht handelen, maar dat is dan ook niet waar de criticaster op doelt.

Nu wordt het interessant

Het wordt pas interessant bij artikel 28. In zijn reactie verwoordt Driebergen de strekking van dit wetsartikel namelijk als volgt:

De wet verbiedt een raadslid aan een stemming deel te nemen over een aangelegenheid die hem of haar rechtstreeks raakt.

Wanneer je de verwoording van Driebergen strikt interpreteert dan zou dat inderdaad kunnen betekenen dat het deze raadsleden vrij staat om hun stem uit te brengen wanneer de ijsbaan in stemming zou komen. Immers, strikt genomen hebben deze raadsleden als persoon geen enkel belang bij die ijsbaan. Dat hun naasten er wel belang hebben zou je dan met een beetje goede wil kunnen wegstrepen. Driebergen benadrukt dat ook in zijn brief: ‘De bijdrage aan de ijsbaan in Leiden is géén aangelegenheid die één van de twee door criticaster genoemde raadsleden persoonlijk aangaat‘. Tot dusver prima te volgen, ware het niet dat de letterlijke tekst van artikel 28 (specifiek 28.1.a) anders is dan de tekst van Driebergen. Artikel 28 luidt namelijk als volgt:

ad 1. Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over: (a) een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;Artikel 28.1.a uit de gemeentewet

Ietsiepietsie maakt een wezenlijk verschil

Ziet u het verschil? De letterlijke tekst uit de wet verschilt een ietsiepietsie met de interpretatie van de CDA-voorzitter. En dat ietsiepietsie is wel even een dingetje. Het venijn zit hem in het woordje ‘middellijk‘, een niet alledaags woord voor indirect, zijdelings of ‘langs een omweg’. Dit kleine woordje maakt de reikwijdte van artikel 28 niet alleen ruimer dan alleen het persoonlijke belang, de interpretatie van het woord ‘middellijk’ laat ook ruimte open voor discussie.

Wanneer is er sprake van belangenverstrengeling?

Want wanneer spreek je nu eigenlijk over belangenverstrengeling en wat zijn indirecte of zijdelingse belangen? Vallen relaties uit je professionele netwerk daaronder? Is dat de wijk waarin je woont? Mag je meestemmen over zakelijke belangen van een zakenrelatie of familielid, over onderwerpen die de waarde van je huis beïnvloeden of over de vereniging waar je zelf lid van bent? Waar ligt de grens tussen direct, indirect en helemaal-niet betrokken?

Afbeelding uit ‘Ik, raadslid’ uitgegeven door Necker van Naem

Om terug te komen op het onderwerp: is een raadslid middellijk/zijdelings/indirect betrokken wanneer zijn of haar partner of vader directe belangen heeft bij een langere ijsbaan in Leiden? Voelt u hem? Het schuurt een beetje nietwaar? Je zou immers kunnen stellen dat deze raadsleden wel degelijk een persoonlijk, indirect belang hebben bij een positieve uitspraak over de ijsbaan, namelijk het belang van een familielid uit de eerste lijn. Bovendien, het wordt er waarschijnlijk ook niet gezelliger op aan de keukentafel als de belangen van papa of manlief dankzij jouw stem worden tegengewerkt.

De geest van de wet

Omdat het woord ‘middellijk’ niet verder is uitgewerkt geeft het wetboek niet zonder meer uitsluitsel over dergelijke kwesties. Dat is een belangrijk gegeven, want uitsluitsel geven over indirecte belangenverstrengeling is namelijk niet wat de wet voor ogen heeft. Doordat de wet niet is afgetimmerd wordt de verantwoordelijkheid neergelegd bij de ambtsdragers om zelf afwegingen te maken en daar verantwoording over af te leggen of daarom te vragen als het een collega-raadslid betreft. Dit alles tegen de achtergrond van integere politiek en het vertrouwen van de burger in de politiek.

Het is dus noch aan de criticaster, noch aan mij om hier over te oordelen. U begrijpt echter dat de reactie van Driebergen er door het al dan niet bewust weglaten van het woordje ‘middellijk’ niet sterker op wordt en bepaald niet bijdraagt aan het vertrouwen van de burger in de politiek. En laten we eerlijk zijn, hoeveel directer dan een echtgenoot of vader kan het nog worden?

Goed gedaan criticaster

De mening van de criticaster is dus wel degelijk relevant. Het wakkert de discussie aan over integriteit in de politiek en het vertrouwen van de burger in de politiek. Discussies als deze zijn belangrijk voor de gezondheid van het politieke bestel en moeten dus gevoerd worden om de boel te toetsen en scherp te houden. Om die reden vind ik het niet nodig om de raadsleden in kwestie bij naam te noemen of beschuldigingen te uiten richting het CDA, dat is niet het doel van deze column. Minister Ien Dales zei in 1992: ‘Aantasting van de integriteit van de overheid betekent niet minder dan dat de overheid het vertrouwen van de burger verliest.‘ Met die gedachte in het achterhoofd raad ik het CDA en eigenlijk alle raadsleden kritisch te (blijven) kijken naar het eigen handelen en elkaar aan te spreken als daar behoefte aan is.

De schijn van belangenverstrengeling kan voldoende zijn om het vertrouwen in de politiek te ondermijnen, dus het pro-actief afleggen van verantwoording en een open en transparante houding is van groot belang. Goed weekend allemaal.

Geef een reactie

Geef een reactie

Categorieën

Blogstatistieken