Domweg gelukkig in de Rooie Buurt

D

Daar zaten ze: drie Katwijkse vrouwen van een zekere leeftijd genietend van de zon op een zomerse namiddag in juli. De boerendeur half geopend, vijf stoelen op een rij en een bijzettafeltje voor de koffie. Een alledaags tafereeltje in een gewone volksbuurt, maar sinds ik Alleman zag kijk ik net even anders naar het alledaagse. En dus remde ik af en manoeuveerde mijn fiets behoedzaam naar de overkant van de straat. Ze waren me voor.

“We hebben niks nøødig hoor”

Het moet de rol posters onder mijn arm zijn geweest die de dames deed denken dat ik iets kwam slijten, maar ik liet me niet wegjagen. Ik wilde het tafereeltje vastleggen op de kiek en vroeg of ze het goed vonden als ik daar straks even voor terugkwam. Dat vonden ze goed en nee, het is niet voor de krant maar gewoon voor de aardigheid. Afijn, na een kwartiertje was ik terug op locatie en werd de kiek geschoten.

“Bakje koffie? Striempje cake? Gaat zitte.”
“Mot je een bakkie?” Nu ben ik zo iemand die een praatje met je maakt in de bus (u bent gewaarschuwd), dus het leek me wel aardig om even te blijven hangen. Graag mevrouw. “Mot je een striempje keek?” Nou lekker. “Gaat zitte”. Dank u wel. De jongens mochten ook een striempje cake, maar dan wel even netjes vragen. Verschil moet er zijn niet waar?

Ik nam plaats op één van de stoelen, niet bewust dat ik de plek van één van de jongens in beslag nam.  Er werd hem een plek bij oma op schoot aangeboden maar daar werd met groot gevoel voor diplomatie voor bedankt. Je zal zien dat er dan net een klasgenootje langsfietst, dan is je eerste schooldag na de vakantie ineens een dieprode dag op de kalender.

We raakten in gesprek. Over hoe het dialect langzaam uit het straatbeeld verdwijnt. Het nieuwe asfalt dat rood had moeten zijn maar het niet helemaal is. Dat de Visserijschool er al zo lang armoeierig bij staat. En er was laatst ook nog een mos in huis, die helemaal naar boven vloog. Het gesprek kabbelde soepeltjes voort; van de mos ging het over naar de Mossen en al snel waren we waar wezen moesten: praetje Kattek en van wies ben je er ien. Ik gooide mijn opa’s naam in de ring, hopend op een vlaag van herkenning. Raak. Eén van de dames huurde vroeger een huisje van mijn overgrootvader.

“Er vloog een mos in huis, een mos!”

Er liep een bekende langs met een sigaar in zijn hoofd en een hond aan de lijn. Er werd iets geroepen over de segaer en er werd een verhaal verteld over een doos segaere. Dat is een gave die pas tot volle wasdom komt met het ouder worden; men ziet iets, een sigaar bijvoorbeeld, en er rolt een anekdote uit. De jongens hielden zich ondertussen keurig gedeisd, want bij oma thuis is alles nu eenmaal anders.

Ik had een oma bij wie we altijd het vlooienspel speelden, en mijn opa kon prachtig vertellen over zijn tijd bij de vrijwillige brandweer. Hier zat een oma bij wie je na een warme stranddag aan kan komen waaien voor een glas limonade en je een striempje cake kan krijgen als je er netjes om vraagt. Een oma die je midden op straat een plekje op schoot aanbiedt en zich publiekelijk afvraagt of je wel een skoone pendek bij je hebt. Een oma die overal een verhaal bij kan vertellen.

Deze jongens hebben er drie, en ze wonen op de Sluisweg.

reacties

Geef een reactie

  • Kaijk neefie dat haije mooi eschreve…en zo klonk het vroeger in dit geliefde buurtje. Waar we nu ook net als toen héél gelukkig wonen. En waar een groep bewoners in deze wijk al enige tijd strijden om het buurtgevoel terug te krijgen. En ja daar denken sommige buro blazers anders over, die zelden of nooit hun neus laten zien, maar menen met loze praatjes of de verkeerde spiegel voorhouden en daarmee in het gevlei willen komen. En dat wulle iet in onze mooie wijk ” de Rooie Buurt” Met hartelijke groet @leo sosef hpk’er in hart nieren.

Categorieën

Blogstatistieken