Hij fluit een vrolijk deuntje als hij de deur opent van huize Licht en Uitzicht aan de Rijnstraat. De dominee oogt monter en uitgeslapen. Het gaat goed met Pieter Stam. Na een periode van ziekte heeft hij zijn werkzaamheden weer opgepakt, in een lagere versnelling dan voorheen want er zijn lessen geleerd. In zijn tuin spreken over zijn werk, zijn ziekte en zijn terugkeer. De studeerkamer achterin de tuin is het exclusieve domein van de heer des huizes. Dit is de plek waar de dominee zijn studie verricht en waar de preken worden voorbereid. In de hoek ligt een geopende statenbijbel op statief. De wanden zijn bedekt met boeken, veel van Hans Kirst, en overal liggen herinneringen aan een leven in dienst van God. Al dertig jaar is hij predikant. Toch was dominee worden niet zijn vroegste wens.
Van de maag naar de ziel
Als jongen wil Pieter kok worden op een groot passagiersschip. Pas in zijn late puberteit verschuiven zijn toekomstdromen van de maag naar de ziel en voelt hij zich geroepen om predikant te worden. Op zijn zeventiende begint hij aan het gymnasium en hij neemt plaats in het eerste leerjaar tussen de 12-jarigen. Mede door het verschil in leeftijd gaat het de jonge Pieter niet gemakkelijk af. Pas nadat juffrouw van Tilburg – ’een macht van een vrouw’ – hem wijst op de mogelijkheid om ‘colloquium doctum’ te doen, een open toelatingsprocedure voor de universiteit, neemt zijn studie een vlucht. Stam is dan vijfentwintig jaar oud.
Eerste symptomen en diagnose
Het is rond die leeftijd dat hij voor het eerst de vroege symptomen van zijn ziekte opmerkt. Delen van zijn lichaam zijn rood en pijnlijk maar op dat moment kan hij de symptomen nog niet plaatsen. Het duurt nog enkele jaren voordat de klachten zo ernstig zijn dat er een dokter aan te pas komt. Blauwe tenen die hij eerst nog probeert te beteugelen met dikke sokken worden langzaamaan zwart en hij heeft last van rode lippen, vingertoppen en oorlellen. Stam is dan drieëndertig en woont in Barendrecht. Zijn studie is bijna afgerond. De diagnose luidt leukemie.
Na de diagnose stort Pieter in. ‘Ik heb mezelf een paar dagen in mijn kamer opgesloten, ben niet uit de kleren geweest en heb God uit de hemel gevloekt. Ik voelde me verraden, verraden door God. Dan laat je iemand zo lang studeren… Ik had inmiddels een vrouw en twee kinderen… ik was gekrenkt. Mijn hele geijkte Godsbeeld donderde in elkaar.’ Toch was het achteraf gezien één van de mooiste momenten van zijn leven. ‘Van al dat vanzelfsprekende geloof, van al dat geijkte geleuter was ik in één keer verlost. Mensen praatten toen alsof ze God op zak hebben, alsof ze elke dag met hem klaverjassen, knikkeren en sjoelen. Mensen die zeggen dat God een plan heeft: ik noem het geleuter. Ik ben dominee en ik noem het geleuter.’
Na de diagnose
De periode na de diagnose kenmerkt zich door regelmatig ziekenhuisbezoek. Pieter komt terecht bij professor dr. Michiels in het toenmalige Dijkzigt ziekenhuis in Rotterdam. Michiels is op dat moment dé expert op het gebied van bloedziekten en fel anti-geloof. ‘Dat leverde prachtige discussies op’, vertelt Stam, ‘ik plaagde hem dan: als uw handen niet gezegend worden dan moet er een ander bij komen!’ Ondanks dat zijn vorm van leukemie in die periode moeilijk behandelbaar was bracht Michiels hem relatief goed nieuws: ‘U kunt zich gewoon beroepbaar stellen, u kunt predikant worden.’ Pieter was dolgelukkig. Toen hij 35 jaar was werd hij bevestigd in Ter Aar.
In de jaren die volgden werd de ziekte beteugeld met pillen, chemoprikken en aderlatingen. Stam werkte hard en bevlogen. Drie preken op zondag, hollen en vliegen van bruiloft naar lezing naar begrafenis. Nachten doorwerken en pas laat weer uit de veren. Het putte hem langzaam maar zeker geestelijk uit en de ziekte eiste lichamelijk zijn tol. Stam koerste af op een een flinke burn-out.
Fysieke en psychische uitputting
De chemoprikken die de ziekte in bedwang hielden vormden de aanleiding van zijn eerste afkeuring. ‘Ik ben in 2004 half afgekeurd en in 2009 helemaal. Ik werd blijkbaar steeds somberder maar heb dat zelf niet zo gemerkt. Ik weet wel dat ik het werk zat werd, het werd me te veel en te zwaar. Ik ging tegen alles opzien. Vergaderen en kerkenraad werd steeds lastiger, ik kon het niet meer bemannen. Toen ben ik op een gegeven moment op de torenflat verdaagd. Ik weet het niet meer bewust. Ik ben er in een waas naartoe gefietst en schrok pas wakker toen ik op het ijzeren laddertje naar het dak stond, niet te geloven zeg. Dat bleek dus de bijwerking te zijn van die prikken. Daar word je zeer suïcidaal van maar dat stond niet in de bijsluiters. Voor hetzelfde geld was ik gesprongen.
Geschrokken is hij naar huis gegaan en vertelde niets aan het thuisfront. Hij had vakantie en pakte zijn rust. Pas een week later toen hij werd opgeroepen voor een sterfgeval is hij in elkaar gezakt. Hoge koorts. ‘Toen ben ik voor voor 50 procent afgekeurd. Achteraf had dat gelijk 100 moeten zijn want die vijf jaar daarna is aanmodderen geweest, ik voelde me steeds meer wegzakken. Ik had er geen lol, geen vreugde meer in. Het was een combinatie van fysieke en psychische uitputting, ik was zo burned-out als wat. Ik dacht als ik zo doorga dan krijg ik nog visitatie, dan moet ik gedwongen stoppen.’
Verlossing
De verlossing kwam in 2009 toen zijn bloeddokter professor Brand hem bij zich riep. Ze had Pieter in de smiezen en stelde hem een indringende vraag: ‘hoeveel hou je nog van je gemeente, en hoeveel hou je van je vrouw?’ ‘Ik heb daar toen een kwartier lang zitten huilen. Ik zei: ik haat het hele zooitje. Ik was helemaal… op. Leeg. De dokter had dat scherp in de gaten en zei: vanaf vandaag is het over en uit. Ze nam de beslissing, schreef een brief en ik ben per direct gestopt als predikant. Ik was dolgelukkig. Oh ik was zo blij. Dat is niet te geloven, iemand die zo graag dominee wil zijn, iemand die met zoveel lust en liefde gewerkt heeft in de gemeente, ik was dolgelukkig.’
Gij hebt mij gelouterd door het lijden
‘Het is onvoorstelbaar wonderbaarlijk dat ik weer terug ben gekomen. Ik heb de eerste tijd helemaal niks gedaan, vooral veel geslapen. Toen ben ik columns gaan schrijven voor de Katwijksche Post. Ik preekte af en toe buiten de deur maar wilde toen nog niet in Katwijk preken. Ik werd nerveus als ze me vroegen, ik zag dat nog niet zitten. Later voelde ik me steeds sterker worden. Ik ben weer gaan schrijven en lezingen gaan geven. Ik ben ook weer in Katwijk gaan preken, maar niet meer zo intensief als voorheen. Het dorp meed ik aanvankelijk nog, ik raakte in paniek bij de gedachte dat ik zou worden aangesproken. Mijn hoofd kon dat nog niet aan. Ik ben de Katwijkers dankbaar dat ze me niet hebben laten vallen.’
‘De periode na de diagnose was een periode waarin geloof niet meer zo algemeen was maar heel subjectief werd. Het heeft de manier veranderd waarop ik het ambt vervul. Mensen zeiden dat God een plan en een bedoeling met de ziekte heeft. Dat je niet moet vragen waarom maar waartoe. Ik noem het geleuter. Ik heb toen gezegd: Dat moet je nooit meer zeggen tegen iemand, totdat je het tegen jezelf kunt zeggen. Het lijden moet tussen God en jou gaan. Jij moet met God in het reine komen en niet voor een ander denken. Gij hebt mij gelouterd door het lijden.’ <<
Goed geschreven.
Wat een prachtig en openhartig intervieuw Geen opgesmukt verhaal, maar puur zoals het is gegaan.
Ik stel een vraag. Weten de mensen die in God geloven, wat Gods koninkrijk is? In Openbaring 12: vanaf vers 7, staat iets belangrijks te lezen daarover. En er brak oorlog uit in de hemel. Michael en zijn engelen streden tegen de Draak, en de Draak en zijn engelen streden, maar hij zegenvierden niet, en ook werd er voor hem geen plaats meer gevonden in de Hemel. Neer geslingerd werd daarom de Grote Draak de oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan genoemd wordt die de gehele bewoonde aarde misleid!
Neer geslingerd werd hij naar de aarde, en zijn engelen werden met hem neer geslingerd. En ik hoorden een luiden stem in de hemel zeggen. Nu is gekomen de redding en de kracht en het koninkrijk van onze God en de autoriteit van zijn Christus, want de beschuldiger van onze broeders is neer geslingerd!
Op youtube zag ik op een bepaald moment een fimpje van een begrafenis, met een koets. Mijn belangstelling was gewekt, het was een dominee die in de kist in de koets lag, ik zag de dankdienst en begreep dat het een bijzonder mens was. Ik ben zijn kerkdiensten gaan volgen en vond het een bijzonder mens, die speelde met de taal, heden en verleden werden met elkaar verbonden en er ontstond een voor ieder begrijpbaar verhaal, of je er bij was, als toeschouwer. Hij bad ook altijd om vergeving voor evt fouten in de prediking. Het ging boven alles over God dat moest men begrijpen. Hij had een hang naar het hiernamaals, te begrijpen als je zijn levensverhaal kent. Een bijzondere man die mijn aversie tegen God na al mijn eigen ziekten steeds verder weg nam. Mijn leven stond van mijn 16e tot mijn 70e in dienst van God, in jeugdwerk, als ouderling, diaken, 25 jaar koster veel in dienst van God maar ik voelde mij door God verraden. Ik voelde steeds meer een band met hem en keerde door hem weer terug naar God, na jou dood Pieter Johannes Stam heb je mij terug bij God gebracht. Ik ben je eeuwig dankbaar, rust zacht beste man, je verlangde er zo naar!